Blog | Aanbesteden: Wat - Hoe? (editie week 21)

Terug naar de uitsluitingsgronden. Zoals toegelicht in mijn blog uit week 18 zijn er twee soorten: dwingende en facultatieve uitsluitingsgronden.

De dwingende uitsluitingsgronden (artikel 2.86 van de Aanbestedingswet) móeten altijd worden toegepast.

De aanbestedende dienst heeft hierin geen keuze. In het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) staat dan ook dat elk bedrijf automatisch getoetst moet worden op deze gronden – bij elke aanbesteding.

Het gaat hierbij om ernstige strafbare feiten, zoals:

• deelname aan een criminele organisatie,
• omkoping,
• mensenhandel of kinderarbeid.

Zware strafrechtelijke feiten dus. En juist omdat het om zulke ernstige feiten gaat, mag als bewijs alleen een onherroepelijke rechterlijke uitspraak worden gebruikt. Of zo’n uitspraak er is, wordt getoetst bij de aanvraag van een Gedragsverklaring Aanbesteden (GVA).

Daarnaast moet een ondernemer worden uitgesloten als hij de belastingen of sociale premies niet heeft betaald. Ook dit geldt alleen als dat is vastgesteld in een onherroepelijke bestuursrechtelijke beslissing of rechterlijke uitspraak. Toch kan in uitzonderlijke gevallen van uitsluiting worden afgezien, als dat in het specifieke geval kennelijk onredelijk zou zijn (art. 2.86a van de Aanbestedingswet).

Samenvattend: dwingende uitsluitingsgronden gaan over zware feiten, waarvoor stevig bewijs nodig is. In de praktijk worden bedrijven hier gelukkig maar zelden op uitgesloten.